Wattenhoofd

Beste mevrouw,

Mijn excuus voor het lelijke scheldwoord wat mij ontglipte toen ik U vanmorgen passeerde.

Het is wellicht goed om U mee te nemen aan wat er aan dat scheldwoord vooraf ging.

Ik stond vanmorgen op met een hoofd vol watten. Gelukkig geen Corona watten, wel mijn ‘normale’ depressie watten. Na een ontbijt en een extra kop koffie voelde mijn hoofd nog steeds niet beter. Op het programma stond voor vandaag een rondje hardlopen. Wattenhoofd of niet. Ik bedacht me waar ik heen zou gaan. De saaie polder in of zou ik naar het Amsterdamse bos kunnen. Zouden daar te veel wandelaars, fietsers en loslopende honden zijn of zou het meevallen. Het was een doordeweekse dag op een rustig tijdstip, dus ik besloot een rondje door het bos te dwalen. Soms klaart de mist in mijn hoofd op van een rondje dwalen in het bos.

Als ik iemand achterop loop kondig ik mijn komst altijd vriendelijk aan met een ‘goedemorgen’ of ‘goedemiddag’. Mensen schrikken dan minder en het is gemakkelijker om ruimte voor elkaar te maken. Loop ik iemand tegemoet dan krijgt hij/zij ook meestal een vriendelijke groet van mij.

Zo af en toe kom ik een wandelaar met één of meerdere honden tegen. Dan schrik ik altijd even, sinds die ene hond vorig jaar aan mijn kuit hing. Meestal gaat het goed, vaak luisteren de honden naar het baasje of is het baasje zo vriendelijk zijn/haar hond even bij zich te roepen, zodat we elkaar kunnen passeren zonder struikelpartijen. Ik bedank of knik altijd even, afhankelijk van hoeveel adem ik nog over heb.

U kreeg vandaag een lelijk scheldwoord van mij toen ik u tegemoet liep. Ik kan me voorstellen dat U schrok. U zag mij namelijk niet aankomen, wandelend midden op het pad, druk kijkend op uw telefoon.

Rond U liepen drie kleine honden (ik neem maar aan dat ze van u waren) kriskras over het pad. Ik ontweek hond 1, vervolgens hond 2, gleed uit in de modder, bleef net overeind en struikelde bijna over hond 3. Toen ontglipte mij dat lelijke scheldwoord. U keek verontwaardigd op van uw telefoon en uitte ook wat woorden. Ik kon u niet verstaan (de toon was niet erg vriendelijk) want ik was U al voorbij. U en uw honden mogen daar inderdaad zijn, net als ik. Wie er voor wie aan de kant moet? Geen idee. Wie heeft de meeste of minste rechten? Wie moet er wijken voor een boze bui?

Eigenlijk was daar een aanlijnplicht voor de honden. Ik vermoed dat U dát bordje gemist heeft. Overigens maakt het mij ook niet uit of een hond wel/niet aangelijnd is. Over de 10 meter lange lijn struikel ik nog steeds als een hond kriskras over het pad rennend de grenzen van de lange lijn opzoekt.

Tijdens mijn laatste kilometers dacht ik na. Honden, wandelaars, fietsers en hardlopers. Allemaal in dat toch best wel grote Amsterdamse bos. Fietsers mogen fietsen op paden waar ook wandelaars mogen wandelen. Honden lopen los ook daar waar een aanlijnplicht is. Mensen houden meestal rekening met elkaar en soms niet.

Als ik fietser ben, erger ik mij soms aan de wandelaars en zomaar overstekende honden of kinderen op ‘mijn pad’. Als wandelaar erger ik mij aan de fietsers op ‘mijn pad’ en als hardloper heb ik vooral schrik van op mij afkomende honden.

Ik hou van duidelijkheid en regels waar iedereen zich ‘gewoon’ aan houdt. Echter de ‘toegestaan mits’-regels die er in het Amsterdamse bos zijn, scheppen vooral ergernis. Ik geloof niet dat méér regels een oplossing zijn. Ik zou het wel fijn vinden als we allemaal wat meer rekening met elkaar houden. In mijn geval betekent dat, dat ik het fijn zou vinden als U (en alle andere hondenbezitters) uw hond leren om koers te houden én niet zomaar enthousiast op een willekeurig persoon af te rennen. Ik zal proberen rekening te houden met het feit dat ik vandaag gewoon pech had dat ik juist U en uw hondjes moest treffen.

Een volgende keer ga ik mét wattenhoofd wel in de saaie polder hardlopen en wacht ik met mijn bosrondjes tot ik een helder hoofd heb en U weer vriendelijk toe kan knikken.

Want wellicht had U gewoon ook uw dag niet.