Het marathonavontuur

Afgelopen weekend was het dan eindelijk zover: De heuvellandmarathon stond op het programma voor zondag. Op 3 december 2018 was ik gestart met het 100-dagen programma van Sportrusten wat mij naar mijn tweede marathon zou leiden. Vol goede moed startte ik met het schema, om exact één maand later mijn enkelbanden in te scheuren. Ik raakte wat in paniek. Blijkbaar hoort een blessure ook bij de marathonvoorbereiding. Na twee weken rust en intensieve fysiotherapie mocht ik weer voorzichtig op het asfalt gaan rennen. Gelukkig ging dat zo goed dat ik mijn schema weer kon oppakken. Helaas kon ik geen heuveltraining meer doen in de duinen, dat zorgde voor een onzeker gevoel. Had ik wel genoeg getraind om de Heuvellandmarathon uit te kunnen lopen? Er was maar één manier om daar achter te komen: Starten op 17 maart in Vaals.

Op 16 maart werd ik opgehaald door ons #geefonskleur team van de Socialrun. Na een aantal uren kletsen en rijden kwamen aan in onze mooie boerderij, net over de grens in België. Spannend, want we zouden de rest van het team daar ontmoeten. Een team van 17 lopers en 5 ondersteuners. Tot mijn grote opluchting voelde ik “de klik”. Tijdens een kennismakingswandeling kletsten we met elkaar. Eigenlijk kende we elkaar al best goed, na de 4.000! appjes die we in de weken daarvoor met elkaar uitgewisseld hadden.

De energie in de groep voelde goed, ik voelde me op mijn gemak. Ik merkte dat de reis en het kennismaken met de groep mij zoveel energie gekost had dat ik kapot was. Ik trok me terug op mijn kamer om even een half uurtje bij te komen. Ik voelde dat de groep mij die ruimte gunde. Ik vond ergens ook dat ik mij niet moest aanstellen en ‘gewoon’ bij de groep moest gaan zitten. Ik had twijfels toen ik op mijn bedje lag. Als ik nu al zo kapot ben, hoe kan ik dan zondag een marathon gaan lopen? Waar ben ik mee bezig?

Ik werd zondagochtend wakker met het gevoel dat het goed zou komen. Het OT (ondersteuningsteam) had een geweldig ontbijt geregeld. Ik voelde me wat opgelaten door ervoor te kiezen mijn vertrouwde havermoutpap met banaan te maken. Ik weet dat ik daar goed op kan lopen. Het voelde ook wat ‘controlfreakerig’. Ik zal het maar ‘risicomijdend gedrag’ noemen…  Na het ontbijt maakte iedereen zich gereed om naar de start te vertrekken. Voor ik het door had stonden we in de rij voor het toilet bij de start om nog een laatste zenuwplasje te doen. Ik kletste wat met een teamlid en met andere deelnemers om mij heen. De dame voor mij ging voor het eerst een marathon lopen, ik wenste haar succes. Ik kon toen nog niet weten dat zij later in de marathon een belangrijke rol voor mij zou spelen.

De groepsfoto werd gemaakt en toen was daar ineens het startschot en we waren op weg! Ik merkte dat ik me goed voelde. Ik had best geslapen, de sfeer was goed en de benen voelde goed aan. Na één week rust was het toch spannend of ‘het goede gevoel’ er was. De eerste 10 km liep ik samen met een teamlid. Het was prettig om wat te kunnen kletsen en samen op te lopen. Ik vond het ook lastig, want zou ik niet te snel starten, omdat ik met hem mee wilde lopen. Zou ik hem niet ophouden? We hadden dan wel afgesproken dat een ieder zijn eigen weg zou gaan, maar toch?

Na weken van regen, was het parcours inderdaad flink modderig. We kwamen de eerste heuveltjes tegen. We kwamen de eerste afdalingen tegen. Ik was blij dat ik mijn alpine ervaring kon gebruiken: kleine snelle stapjes bergaf om zo min mogelijk uit te glijden. Ik was ook tevreden dat ik gekozen had voor mijn normale hardloopschoenen in plaats van de trailrunschoenen. We liepen achter in het veld, wat tot gevolg had dat de bezemwagen ons diverse keren achterop kwam, inhaalde, in de modder vast kwam te zitten en weer achterop reed en weer inhaalde. Ik ergerde me er eerst aan. Later kon ik dat laten gaan. Het was geen marathon voor een snelle tijd, het zou lopen zoals het ging. Ik ging er een ‘dagje uit’ van maken. Ik zou om mij heen te kijken en genieten van wat ik zag. Bij de eerste verzorgingspost dacht ik dat ik al begon te hallucineren: Zag ik nu echt een levensgrote groene M&M op en neer springen?

De zware stukken bergop, besloot ik na 16km wandelend te doen. Hardlopen ging op die momenten niet veel sneller en door te wandelen kon ik mijn hartslag toch wat lager houden. Tot mijn verassing voelde ik dat niet als falen. Ik vond mezelf eigenlijk wel verstandig. Ik was een ‘dagje uit’ en hoefde niet per se de zwaarste optie te kiezen. Opeens kwam daar de verzorgingspost op 21km in zicht. Ik had mezelf onderweg beloofd dat als het OT er nog zou zijn, ik om een powerknuffel zou vragen. Ik zag het OT, ik vroeg een knuffel en kreeg een enorme bereknuffel. Het toverde een lach op mijn gezicht en verder ging ik.

Een medeloper wist mij te vertellen dat er nu een enorm zware klim kwam. Ik geloof dat ik dat liever niet geweten had…. Ik pepte mezelf op dat ik gewoon mocht wandelen op het steile stuk. Dat hielp. De volgende post zou op 31km zijn, dat zou mijn nieuwe doel zijn. Mijn lijf voelde nog redelijk goed. Mijn benen zaten onder de modder. Mijn voeten deden behoorlijk pijn van het continu corrigeren op het onverharde parcours. Mijn enkel hield zich verbazingwekkend goed en mijn hoofd deed het ook nog. Verder ging het door de modder, vette wind tegen, hagelbuien in mijn gezicht. Op zware momenten probeerde ik om mij heen te kijken en mezelf op te peppen dat ik hoe dan ook aan het einde van de middag in Maastricht zou zijn. Op lichte momenten genoot ik van de zon op mijn gezicht en van de geweldige uitzichten onderweg.

Bij de post op 31km nam ik wederom een stukje banaan, een bekertje water en cola. Ik kletste even met een medeloper en bereidde mij mentaal voor op de Wolfskop, de laatste steile berg die op 33km aan bod kwam. Het plan was, rustig rennen tot de Wolfskop, dan de berg opwandelend nog een sportgelletje naar binnen slurpen en op naar de volgende post op 37,5 km.

Bovenop de berg gekomen, hing daar een spandoek “nog maar 9km bergaf….”. 9 km dat leek een overbrugbare afstand. De spieren begonnen te verkrampen, heuvelaf was meer vlak dan echt af, gestaag liep ik door. Mijn spieren waren eigenlijk wel blij met de afwisseling van ondergrond en hellingshoek. Bij de laatste post aangekomen was ik precies op tijd om even te schuilen voor een stortbui van een minuutje. Ik nam de tijd voor weer een banaan, water en cola. Nu nog de laatste 5km. Mijn spieren begonnen behoorlijk te protesteren. Ik liep door een snelstromend beekje over het pad. Het koude water was heerlijk voor mijn pijnlijke voeten én mijn schoenen werden er weer mooi schoon van.

Ik kreeg het heel erg zwaar en beloofde mijzelf dat ik bij km 39 weer een klein stukje mocht wandelen. Ik haalde km 39 en begon met wandelen en toen was daar ineens de dame van het toilet van vanmorgen. Zij haalde me over om het laatste stukje met haar en haar medelopers mee te lopen. We hadden het zwaar, maar door met elkaar op te lopen gingen de laatste kilometers toch voorbij. De verkramping in mijn spieren leek minder pijnlijk door het gezelschap. De atletiekbaan kwam in zicht. Daar was ook het OT weer: “kom op, je mag nog een ererondje en dan ben je er!”

Nu was ik echt aan het hallucineren. De levensgrote groene M&M liep ineens naast mij. Ik keek beter, het was de dame van het OT. Ze rende een stukje met mij mee, stopte net voor de finish met de woorden: “dit is jouw moment”. Ik finishte, ontving de knuffels van mijn teamleden en was blij dat ik even een poosje vastgehouden werd, zodat ik niet omviel. Ik kon niet meer. Ik had het gehaald!!!

Ongelofelijk, onwerkelijk en ontroerend.

Het was een prachtig marathonavontuur samen met een fantastische groep mensen.

Risico

De kracht van #meedoeniswinnen en “inclusie” ervaarde ik vorige maand. Ik schreef een subsidieaanvraag voor een project waarbij de ervaringsdeskundige de verbindende factor is in het hersteltraject. Ik zag deze subsidieoproep voorbij komen op Twitter en dacht: “wellicht kunnen we daar binnen de kliniek wat mee”. Ik seinde de psychiater in over deze subsidie. Zij mailde mij terug: “goed plan, wil jij een voorstel schrijven”?

Ineens voelde ik druk. De verantwoordelijkheid om deze subsidie binnen te halen, drukte zwaar op mij. Ik zou iets moeten presteren. Ik dacht na over wat we met deze subsidie zouden kunnen binnen de kliniek. Het was een zooitje in mijn hoofd. Bovendien voelde ik me al een tijdje depressief. Gestructureerd nadenken en concentreren zijn dan moeilijk, zo niet onmogelijk. Ik wist wel waar ik heen wilde, maar de woorden wilde zich niet ordenen in mijn hoofd.

Ik dacht: “laat maar zitten, dit kan ik niet”. Eigenlijk was ik bang, bang om te falen. Bang dat men mijn ideeën stom of niet realistisch zouden vinden. Bang om een risico te nemen. Ik besprak de warboel in mijn hoofd met een psychologe. Met haar heb ik de herstelgroep chronisch depressie opgezet, die ik wekelijks (vrijwillig) mag begeleiden. Het lukte me niet om helder te formuleren. Ze moest vast de paniek op mijn gezicht hebben gezien. Ze bleef rustig, stelde mij goede vragen en droeg ideeën aan. Diezelfde ochtend had ik de deelnemers van de herstelgroep al naar hun ideeën gevraagd.

Ik fietste naar huis en ineens begonnen de ideeën zich te vormen tot woorden. Mijn oog viel op het rode armbandje om mijn rechterpols. Ik las #meedoeniswinnen. Natuurlijk! Mijn armbandje heeft gelijk: ik kan gewoon meedoen! Krijgen we de subsidie niet, dan vergaat de wereld niet. Krijgen we de subsidie wel, dan ga ik me dán pas zorgen maken of ik de projectleidersrol wel kan en wil dragen. Thuisgekomen vroeg ik de psychiater of zij hoofdaanvrager wilde zijn. Ze zag wat ik wilde bereiken met de subsidie en stemde toe.

Ik haalde diep adem en begon met het schrijven van het projectplan voor de subsidieaanvraag. Ik mocht helemaal zelf bedenken wat ik erin ging zetten. Ik wist dat ik kritiek zou moeten verdragen op mijn conceptaanvraag. Ik nam een risico. Eerder schreef ik een blog over hoe lastig ik het vind om met kritiek om te gaan. Nu kreeg ik de kans om te oefenen. Ik stuurde mijn voorstel naar de hoofdaanvrager. Zij las de eerste versie en gaf mij kritiek terug.

Tot mijn verassing kon ik haar kritiek verdragen. Zij had heel goed begrepen wat de essentie van mijn plan was. Haar kritiek kraakte mij niet af, maar maakte mijn subsidieaanvraag juist beter. Haar punten leidde tot het scherper neerzetten van de probleemstelling en het einddoel. Haar punten beperkte zich tot de hoofdlijnen en ze had geen kritiek op details of schrijfstijl. Kortom, ze liet mij helemaal in mijn waarde. De bestuurlijk verantwoordelijke, die moest mee tekenen, gaf mij complimenten over de helderheid van de aanvraag. Ik was gewend om aan kritiek altijd het gevoel over te houden dat ik gefaald heb, dat ik het niet goed gedaan heb. Deze keer ervaarde ik de kritiek als steunend en helpend. Een wonderlijke ervaring.

Ik voelde me gezien. Ik voelde mij een gelijkwaardige gesprekspartner. Er werd niet alleen geluisterd naar mijn ideeën, ik kreeg zelfs alle kans om ze uit te voeren. Bovendien kreeg ik de steun die ik nodig had. Ik kon de aanvraag namelijk niet alleen indienen. Ik had de formele steun van de hoofdaanvrager en de bestuurlijk verantwoordelijke nodig. De bestuurlijk verantwoordelijke, die ik helemaal niet ken, stond zomaar achter mijn aanvraag.

Ik nam een risico.
Ik werd behandeld als een gelijke.
Ik werd voor vol aangezien.
Ik mocht meedoen.

Nu maar duimen dat we het project mogen gaan uitvoeren!

Dit blog schreef ik als gastblog voor de Socialrun.

Rennen in kleur

Als ik ren kom ik alle kleuren van de regenboog tegen. Ik loop op ‘geel’ als ik door de duinen over de gelige zandpaden ren, het liefst onder de gele zon. Ik loop op ‘groen’ als ik door het groene gras ren of in de verte de groene weilanden zie. Op ‘zwart’ of ‘rood’, loop ik, als ik op het asfalt ren, kijkend naar het blauwe water van de Amstel. Ik loop op ‘bruin’ als ik op de onverharde paden door het bos ren. Af en toe heb ik echt mazzel, dan mag ik op de witte sneeuw rennen met de strak blauwe lucht boven mij. Als ik de wereld in kleur zie, geeft dat mij een heerlijk vrij gevoel.

Op 17 maart ren ik samen met het team van #geefonskleur van de Socialrun de heuvellandmarathon, van Vaals naar Maastricht. Het beloofd een prachtige tocht te worden. Ons team bestaat uit mensen met of zonder een psychische kwetsbaarheid. Psychische problemen zijn nooit zwart-wit. Met #geefonskleur gaat ieder van ons het gesprek aan over psychisch lijden.

Eind vorig jaar kreeg ik de mogelijkheid om met dit team mee te lopen. Ik was rusteloos, had een hardloopmotivatiedip en was zoekende naar een nieuw doel. Dit doel spreekt mij persoonlijk aan. Ik besloot te kijken hoe het is om samen met een team naar een marathon toe te leven. Spannend, met allemaal mensen die ik niet ken. Er werd een app groep opgestart en de uitnodigingen om mensen op Strava te volgen stroomden binnen. Moest ik deze uitnodigen nu accepteren of niet? Het was sociaal wenselijk om dit wel te doen. Ik had er gemengde gevoelens over. Ik maakte mijn twijfel kenbaar in de app groep. Gelukkig was ik niet de enige, ik besloot de uitnodigingen te accepteren.

Eigenlijk was ik wel nieuwsgierig of ik met mijn eigen onzekerheden om kan gaan. Aan de ene kant vind ik het leuk om mijn loopjes te delen en vind ik het leuk om te zien hoe de anderen trainen. Aan de andere kant ga ik ook vergelijken op prestatie. Ik raak ontmoedigd (zwart) als ik zie dat iemand een ‘rustig’ duurloopje gedaan heeft, in een tempo dat voor mij gelijk staat aan een spinttempo. Ik voel me dan een slome slak. De twijfel slaat toe. Ben ik wel goed genoeg om met dit team mee te rennen? Kan ik niet beter voor de ‘kwart’ kiezen in plaats van de ‘hele’? Straks moeten ze bij de finish op mij wachten. Ik voel me onrustig (bruin) en wat gefrustreerd (rood) en jaloers (groen), als ik zie dat iemand “even” een halve marathon als training loopt.

Ik houd me vast aan het Sportrustenschema (zwart/wit), waarbij mijn maximale training 14 km is en mijn hartslag leidend is voor het tempo. Ik wil óók graag meer kilometers rennen. Ik wil óók graag sneller worden. Het is zoeken naar balans. Ervaren wat mijn lichaam aan kan. Niet te veel en te vaak in het ‘rood’ lopen. Ervaren dat dat mijn hoofd zich aan mijn lijf zal moeten aanpassen en niet andersom. Mijn eerste en belangrijkste doel is tenslotte: “heel aan de start van de marathon verschijnen”.

Ik voel me gesteund door mijn eerdere marathonervaring in Leiden (afgelopen mei), die ik uitliep met het Sportrustenschema. Ik voel ook twijfel, het herstel van mijn blessure duurt langer dan de vorige keer. Ik kan nooit meer alle trainingskilometers maken volgens het schema. Het is nog maar 6 weken. Het is vooral een mentale uitdaging. De uitdaging om toch blijven doortrainen. De uitdaging om straks gewoon te starten met in mijn achterhoofd dat de voorbereiding minder goed was dan de vorige keer. Starten met de onzekerheid of ik zou kunnen finishen. Starten met als missie #meedoeniswinnen. Starten met als missie ‘genieten van de prachtige omgeving’.

Op dit soort moeilijke momenten kijk ik naar mijn rechterpols. De pols waar ik mijn Socialrun armbandjes om draag. Op de rode staat #meedoeniswinnen. Op de blauwe staat #geefonskleur. Ik haal dan een paar keer diep adem er probeer de prestatiedruk, die ik mijzelf opleg, van mij af te laten glijden.

Ik ervaar de warmte (geel) van de groep. De bemoedigende woorden, die ik ontving toen ik geblesseerd was, gaven mij steun. De ontvangen kudo’s op mijn trainingen, zorgen voor blijdschap (blauwe lucht). Het is verfrissend (als groen gras) om de opmerkingen van de groepsgenoten te lezen. Zelf vind ik het leuk om kudo’s uit te delen. Te lezen over de blijdschap van een geslaagde training en steunende woorden te kunnen geven bij tegenslag.

Bijzonder vind ik de band die nu al ontstaat. We hebben elkaar nog nooit ontmoet en toch heb ik het idee de groepsleden al wat te kennen. Er is verbinding door het hardlopen. Er is verbinding door het delen van foto’s. Er is verbinding door de missie die we met zijn allen uitdragen.

We zijn een kleurrijke groep mensen.