Vrijwillig of gedwongen?

Vandaag interviewde ik een behandelaar voor mijn subsidieproject. Dit project gaat over hoe de poli Depressie het nazorg/herstel-traject voor cliënten kan verbeteren. Hierbij liet ik haar de resultaten van een brainstormsessie (of te wel een ‘focusgroep’) met cliënten zien. Ik opende mijn presentatie en het oog van de behandelaar viel direct op mijn functietitel: ‘vrijwillig ervaringsdeskundige’; rechtsonder op de sheet.
Lachend zei ze: “moet dat eigenlijk niet ‘gedwongen’ ervaringsdeskundige zijn?”

Er zijn o.a. op het wereldwijdeweb best wat discussies gaande over wanneer je jezelf ‘ervaringsdeskundige’ zou mogen noemen. Een omschrijving is: “De essentie van ervaringsdeskundigheid is het ‘vermogen om op grond van eigen herstelervaring ook aan anderen ruimte te bieden, mogelijkheden aan te dragen en perspectief te geven voor herstel’. (uit: Handreiking voor de inzet van ervaringsdeskundigheid vanuit de GGZ, 2012). Om jezelf een ervaringsdeskundige te noemen, is dus méér nodig dan het ‘hebben’ van ervaring. Open reflecteren op je eigen en andermans handelen is bijvoorbeeld een vaardigheid die nodig is voor een professionele ervaringsdeskundige.”

Het gaat mij er niet om of ik mijzelf nu wel of niet een ervaringsdeskundige zou mogen noemen. Ik hanteer de term ‘ervaringsdeskundige’ omdat dat een gangbare term is binnen de wereld waarin ik vrijwilligerswerk doe. Ik ervaar zelfs enige druk om de term ‘deskundig’ te gebruiken, omdat dit hoge verwachtingen kan opwekken. Want misschien ben ik wel minder ‘deskundig’ dan dat men op grond van mijn functietitel zou verwachten?

Ik vind het prettig om ‘vrijwillig’ expliciet te benoemen, omdat dat mij ruimte geeft om op mijn manier en tempo aan mijn project te werken. Het werkt voor mij drempelverlagend zou je kunnen zeggen. Voor mij is het een soort verwachtingsmanagement naar die ander toe, in de trant van: “ik doe wat ik kan, wanneer ik het kan, maar verwacht vooral niet teveel van mij…” Aan de andere kant zit ook de opmerking: “vrijwillig is niet vrijblijvend” in mijn achterhoofd en daarmee weet ik mijzelf meer dan genoeg druk op te leggen.

De opmerking die de behandelaar maakte over ‘gedwongen’, zette mij aan het denken. Ik heb er namelijk niet vrijwillig voor gekozen om ervaring te hebben met depressie. In die zin ben ik dus een ‘gedwongen’ ervaringsdeskundige, die zich vrijwillig inzet. Een interessant perspectief en een nog langere functietitel… Weglaten dus maar dat ‘vrijwillig’. Misschien ook maar gewoon weglaten dat ‘ervaringsdeskundige’.

Mijn naam is genoeg, ik ben tenslotte wie ik ben en ik doe wat ik doe.

Risico

De kracht van #meedoeniswinnen en “inclusie” ervaarde ik vorige maand. Ik schreef een subsidieaanvraag voor een project waarbij de ervaringsdeskundige de verbindende factor is in het hersteltraject. Ik zag deze subsidieoproep voorbij komen op Twitter en dacht: “wellicht kunnen we daar binnen de kliniek wat mee”. Ik seinde de psychiater in over deze subsidie. Zij mailde mij terug: “goed plan, wil jij een voorstel schrijven”?

Ineens voelde ik druk. De verantwoordelijkheid om deze subsidie binnen te halen, drukte zwaar op mij. Ik zou iets moeten presteren. Ik dacht na over wat we met deze subsidie zouden kunnen binnen de kliniek. Het was een zooitje in mijn hoofd. Bovendien voelde ik me al een tijdje depressief. Gestructureerd nadenken en concentreren zijn dan moeilijk, zo niet onmogelijk. Ik wist wel waar ik heen wilde, maar de woorden wilde zich niet ordenen in mijn hoofd.

Ik dacht: “laat maar zitten, dit kan ik niet”. Eigenlijk was ik bang, bang om te falen. Bang dat men mijn ideeën stom of niet realistisch zouden vinden. Bang om een risico te nemen. Ik besprak de warboel in mijn hoofd met een psychologe. Met haar heb ik de herstelgroep chronisch depressie opgezet, die ik wekelijks (vrijwillig) mag begeleiden. Het lukte me niet om helder te formuleren. Ze moest vast de paniek op mijn gezicht hebben gezien. Ze bleef rustig, stelde mij goede vragen en droeg ideeën aan. Diezelfde ochtend had ik de deelnemers van de herstelgroep al naar hun ideeën gevraagd.

Ik fietste naar huis en ineens begonnen de ideeën zich te vormen tot woorden. Mijn oog viel op het rode armbandje om mijn rechterpols. Ik las #meedoeniswinnen. Natuurlijk! Mijn armbandje heeft gelijk: ik kan gewoon meedoen! Krijgen we de subsidie niet, dan vergaat de wereld niet. Krijgen we de subsidie wel, dan ga ik me dán pas zorgen maken of ik de projectleidersrol wel kan en wil dragen. Thuisgekomen vroeg ik de psychiater of zij hoofdaanvrager wilde zijn. Ze zag wat ik wilde bereiken met de subsidie en stemde toe.

Ik haalde diep adem en begon met het schrijven van het projectplan voor de subsidieaanvraag. Ik mocht helemaal zelf bedenken wat ik erin ging zetten. Ik wist dat ik kritiek zou moeten verdragen op mijn conceptaanvraag. Ik nam een risico. Eerder schreef ik een blog over hoe lastig ik het vind om met kritiek om te gaan. Nu kreeg ik de kans om te oefenen. Ik stuurde mijn voorstel naar de hoofdaanvrager. Zij las de eerste versie en gaf mij kritiek terug.

Tot mijn verassing kon ik haar kritiek verdragen. Zij had heel goed begrepen wat de essentie van mijn plan was. Haar kritiek kraakte mij niet af, maar maakte mijn subsidieaanvraag juist beter. Haar punten leidde tot het scherper neerzetten van de probleemstelling en het einddoel. Haar punten beperkte zich tot de hoofdlijnen en ze had geen kritiek op details of schrijfstijl. Kortom, ze liet mij helemaal in mijn waarde. De bestuurlijk verantwoordelijke, die moest mee tekenen, gaf mij complimenten over de helderheid van de aanvraag. Ik was gewend om aan kritiek altijd het gevoel over te houden dat ik gefaald heb, dat ik het niet goed gedaan heb. Deze keer ervaarde ik de kritiek als steunend en helpend. Een wonderlijke ervaring.

Ik voelde me gezien. Ik voelde mij een gelijkwaardige gesprekspartner. Er werd niet alleen geluisterd naar mijn ideeën, ik kreeg zelfs alle kans om ze uit te voeren. Bovendien kreeg ik de steun die ik nodig had. Ik kon de aanvraag namelijk niet alleen indienen. Ik had de formele steun van de hoofdaanvrager en de bestuurlijk verantwoordelijke nodig. De bestuurlijk verantwoordelijke, die ik helemaal niet ken, stond zomaar achter mijn aanvraag.

Ik nam een risico.
Ik werd behandeld als een gelijke.
Ik werd voor vol aangezien.
Ik mocht meedoen.

Nu maar duimen dat we het project mogen gaan uitvoeren!

Dit blog schreef ik als gastblog voor de Socialrun.