Sportschoolangst

Ik ging vanmorgen met lood in mijn schoenen naar de sportschool om mijn revalidatieprogramma voor mijn enkel af te werken. Het werd een zware training.
Ik voel me nooit zo op mijn gemak in de sportschool. Al die ogen die naar mij lijken te staren. Het gebrek aan contact. Allemaal in de zelfde ruimte, ieder voor zich bezig.

Ik begin op de trap: tenen op de tree, hakken laten zaken en dan uitstrekken op mijn tenen. Uiteraard willen er mensen langs als ik op de trap sta. Ik zeg gedag en laat een man passeren, die mij gedag terug zegt. Ik denk: “hé, een bekend gezicht”, maar ik kan het gezicht niet plaatsen. Even was er contact, ik voelde me niet helemaal meer alleen.

Tussen de series door, loop ik heen en weer, over de fysiomat van 10 meter. Ik voel me bekeken. Maar ik doe braaf wat de fysio mij gezegd heeft. Ik loop weer terug naar de trap. Nu staat daar iemand op ‘mijn’ plek! Even weet ik niet wat te doen. Zal ik vast een andere oefening gaan doen en later terug komen? De trap is breed genoeg, er passen best twee mensen op. Ik merk dat ik letterlijk moeite heb om ruimte in te nemen, bang om een ander tot last te zijn. Ik besluit er tóch naast te gaan staan en maak even kort contact met een grapje. Dit verlaagt mijn spanning iets. Eigenlijk vraag ik op deze manier toestemming om ruimte op te trap te mogen innemen, realiseer ik me nu. Ik maak mijn oefening af en ben weer een stapje dichterbij herstel.

Tot mijn grote opluchting constateer ik dat de ‘leg press’ nu wél vrij is, net was ie nog bezet. Ik sprint er bijna heen, hoe eerder ik klaar ben met mijn oefeningen, hoe sneller ik hier weg ben. Ik kom een beetje tot rust op de ‘leg press’. Het apparaat staat in een hoek en er zijn geen andere mensen in de buurt.

Voor de volgende oefening heb ik het ‘hoge steps’ bankje nodig, ik kijk rond en zie het bankje in de buurt van twee dames staan. Ze lijken het bankje niet te gebruiken, er ligt een handdoek, flesje water en een telefoon op. Weer krijg ik de neiging weg te lopen en iets anders te gaan doen, zodat ik de dames niet hoef te vragen of ze hun spullen eraf willen halen. Ik ben bang voor hun reactie. Straks heb ik het verkeerd gezien en waren ze wel met het bankje bezig. Ik onderdruk mijn vluchtimpuls, loop op de dames af en vraag vriendelijk of ik het bankje kan gebruiken. Uiteraard is dat geen enkel probleem en ik voel me opgelucht.

De laatste oefening is vol ‘exposure’, zoals dat zo mooi heet. Een elastiek om mijn enkels, in de schaatshouding gaan staan en dan zijwaarts stappen. Niet de meest charmante houding. Het ergste is dat dit op de fysio mat moet, in het gangpad. Aan twee kanten staan apparaten met mensen erop. Gelukkig niet veel mensen maar toch… Ik kom er achter dat ik de oefening het beste kan doen, door stug naar de grond te blijven kijken en te focussen. Ik voel ogen in mijn rug prikken. Maar liefst vier keer moet ik heen en weer. Het akelige gevoel bekeken te worden, zakt gelukkig iets.

Ter afsluiting mag ik een stukje wandelen op de loopband. Het voelt als een afgang, ik wil rennen, maar kan dat nog niet.” Iedereen zal vast denken dat ik een slechte conditie heb, als ik alleen maar wandel”, gaat er door mijn hoofd. Ik hou mezelf voor dat ik hier mijn eigen doelen heb, net als iedereen. Het is onwaarschijnlijk dat iemand überhaupt een mening heeft over wat ik daar uitvoer. Dat helpt een klein beetje. Ik zet de loopband op 6 km/uur, met een helling van 5%, zo loopt ik in 10 minuten wat onrust uit mijn hoofd.

Ik weet dat dit sportschooltraject erbij hoort, wil ik weer kunnen rennen. De fysio heeft me beloofd dat ik komende week op de crosstrainer mag. Dat motiveert me, de crosstrainer is de eerste stap naar het rennen én het weer opbouwen van mijn conditie.

Pas veel later bedenk ik mij dat de man, die mij bekend voor kwam, Gerald Joling (of zijn dubbelganger) was…