Golfsurfen

“Doe je ogen maar dicht”, zei ze. Ik durfde niet. Bang was ik. Bang dat, als ik mijn ogen dicht zou doen, er weer een onaangename verassing zou volgen. Ik zat bij mijn psycholoog, in de spreekkamer, waar ik al talloze keren geweest ben. Waar ik diverse malen wél mijn ogen dicht heb gedaan, tijdens een oefening. Ik gaf mijzelf op mijn kop. Ik moest mij niet aanstellen. Gewoon mijn ogen dicht doen en meewerken aan de ‘rescripting-oefening’. “Het is goed”, zei de psycholoog. “Je hoeft jouw ogen niet dicht te doen, we vinden wel een andere manier”.

Ik had twee weken vol emotie achter de rug. De ene nare verassing volgde op de ander, juist terwijl ik dacht mijn leven weer wat te kunnen leven. Emoties komen als golven. Hoge, woeste, golven, waarbij ik niet op mijn surfplank kan blijven staan.

Mijn stemming is mat, niets is leuk, mijn trots is weg. Ik doe wat ik moet doen. Ik zit in de overlevingsmodus. Opeens ben ik ‘onverklaarbaar’ verdrietig en moe. Ik heb huilbuien. Ik val niet in slaap, of ik val wel in slaap en word vaak wakker. Het wordt moeilijker de dingen te blijven doen, ik zeg afspraken af, ik stel mijzelf teleur. Ik stel anderen teleur. Ik ga kopje onder.

Opeens vertelde ik mijn psycholoog dat ik de laatste tijd vaak met een nachtlampje aan slaap. Dat ik bang ben ’s nachts. Dat ik wel eens wakker word en het gevoel heb dat er iemand in de kamer staat. Ik schaamde me dood, ik durfde haar niet meer aan te kijken. Ik voelde me net een klein kind. Ze zegt me, dat ik juist prima voor mezelf zorg, door wél een lampje aan te laten. Als dit mij wat minder bang maakt, is dat goed, niet kinderachtig, gewoon goed.

Ik moest terugdenken aan een ervaring die ik had toen ik nog een klein meisje was. Ik wist zeker dat ik een oud mannetje op een schommeltje in mijn dakraampje zag zitten. Met een hoge hoed en een sigaar, een gerimpeld opaatje. Ik werd er bang van. Ik riep mijn moeder. Mijn moeder kwam en het mannetje verdween. Totdat mijn moeder weer wegging, dan kwam het mannetje terug. Ik heb mijn moeder een paar keer geroepen, het mannetje bleef terugkomen als zij wegging. Tenslotte zei het mannetje: “Ik ga nu weg, maar ik kom een keer terug”. Nachtenlang was bang, dat hij weer terug kwam. Hij is nooit teruggekomen, maar ik moet er nu (zo’n 35 jaar later) nog wel eens aan denken als ik ’s nachts bang wakker word.

Ik vertelde mijn psycholoog, tussen de tranen door, dat ik niet weet hoe ik op de golven moet surfen. Ik weet dat ik moet blijven wachten, tot de golven wat rustiger worden, dan kan ik weer op de plank blijven staan. Tot die tijd moet ik mij blijven vasthouden aan mijn plank. Ik heb het geduld niet om te wachten. Ik ben bang. Het gevoel van bijna kopje ondergaan is zo ontzettend beangstigend. Elke keer als een golf mij overspoelt, ben ik bang dat ik deze keer niet meer bovenkom.

We besluiten toch de rescripting-oefening te doen. Ik doe mijn ogen niet dicht, maar kijk naar de grond. De psycholoog vraagt me terug te gaan, naar een moment waarop ik als kind verdrietig was. “In gedachten ga ik terug naar het kind dat ik was, verdrietig liggend op mijn bed. De psycholoog vraagt me voor te stellen dat een vriendin de deur van mijn kamer open doet en naast mij op het bed komt zitten. De vriendin houdt me vast. Troost mij, zonder woorden. De tranen blijven stromen, na een kort moment van rust, neemt de hevigheid van de huilbui toe, uiteindelijk drogen de tranen op. De vriendin neemt me bij de hand, we gaan naar buiten, pakken de fietsen en gaan een flink eind tegen de wind over de dijk fietsen. Onze haren wapperen er op los, we voelen de wind in ons gezicht.“

Ik neem mezelf voor, om deze oefening te doen als ik me weer overvallen voel worden door verdriet. Overvallen door oud zeer, getriggerd door een situatie die ik niet zie aankomen. Ik kom die nacht niet in slaap en besluit toch een slaappil te nemen. Het nachtlampje blijft aan. Na een paar uur word ik de volgende ochtend vroeg wakker. Ik voel dat het verdriet minder is.

De golven zijn rustiger.

Home