College leegte

Op een zonnige dinsdag in september fietste ik naar de VU in Amsterdam. Samen met de psycholoog gaf ik een gastcollege aan derdejaars studenten psychologie. We liepen het vrijwel uitgestorven gebouw op een vrijwel uitgestorven campus binnen. De koffiecorner was dicht. De gangen waren leeg. Op de lift was een sticker geplakt dat je er maar met één persoon in mocht. We passeerden diverse lege klaslokalen en lege college zalen, onderweg naar onze bestemming.

Tijdens een gastcollege zijn er meestal zo rond de twintig studenten aanwezig. Een kleine groep, zodat er genoeg ruimte is voor het stellen van vragen door de studenten en het maken van verbinding met elkaar.

De docent ving ons op en legde uit dat er zeven studenten aanwezig in het lokaal mochten zijn. De rest luisterden via Zoom online mee. Ik informeerde eens hoeveel studenten er dan online op het college inlogden. Ze antwoordde: meestal zijn dat er tussen de 150 en 200. Ik schoot acuut in de paniekmodus: tjemig zo veel!
Ik had nog even tijd om tot rust te komen, te zien hoe dat werkt met een camera, een powerpoint en een verteller, terwijl de psycholoog haar verhaal vertelde.

Na een korte pauze en wisseling van de USB sticks was het mijn beurt. Ik was opgelucht dat het ‘technische gedeelte’ goed gegaan was en dat de docent de eventuele vragen via Zoom monitorde. Misschien kon ik die starende camera wel vergeten. Na een diepe ademteug, begon ik mijn verhaal. Ik merkte dat ik wat zenuwachtig was, het was toch al weer bijna een jaar geleden dat ik live was én er luisterde een hoop mensen mee.

Een natuurlijke pauze in mijn presentatie is het vertonen van een stopmotion filmpje dat ik een aantal jaar geleden maakte. Tijdens deze pauze kijk ik op mijn gemak de zaal rond en probeer te ontstressen. Ik knikte eens naar de psycholoog, die geruststellend terug knikte en merkte dat ik na de film rustiger was. Ik rondde mijn presentatie af.

Dan begint het gedeelte waar ik altijd het meeste naar uit kijk: de vragen.

Het patroon als volgt: eerst blijft het stil. Ik herinner mezelf er dan aan dat ik gewoon moet blijven doorademen. Dan komen de eerste opmerkingen en vragen: of ik destijds ben gaan klimmen voor de spanning? (nee). Of het eng is om over dood te praten? (nee, ik vind het helend) Welke therapie het meest geholpen heeft? (‘weerstand’ en de ‘therapeutische relatie’ spelen een belangrijke rol).

Het werd een mooi gesprek tussen de studenten, de psycholoog, de docent en mijzelf. De psycholoog en ik vulden elkaar naadloos aan met theorie en praktijk. Het was een intieme sfeer, met maar een paar studenten in het lokaal. Het was een raar gevoel dat er zo veel studenten online waren (of ze het college ook volgden weet ik natuurlijk niet..). Er ontstond verbondenheid. 

Wat me is bij gebleven van dit college, is de leegte.

De studente die ná het college even bleef hangen. Ze vroeg de docente haar alsjeblieft op de reservelijst te zetten als er een ‘live-college-plek’ overbleef. Ik sprak haar aan en vroeg haar hoe het was om te studeren in deze tijden met alle beperkingen. Ze gaf aan dat ze de eerste twee studiejaren regelmatig in de collegezaal zat met een verveeld gevoel, dat ze liever thuisgebleven was. Nu, verlangde ze hevig terug naar die tijden, dat ze gewoon nog naar college kon. Dat ze niet hoefde te hopen op een schaars plekje in de collegezaal. Dat ze het contact met haar medestudenten en de docenten miste. Ik voelde haar eenzaamheid en hunkering naar face-to-face contact. Ik had over de ervaring van studenten gelezen in het nieuws.

Haar gevoel voelen, kwam onverwacht behoorlijk bij mij binnen.

Samen met de psycholoog liep ik naar de uitgang. De lege gangen, de lege collegezalen. Ik vroeg me samen met haar af, waarom die lege zalen niet beter benut werden. Waarom er niet meer studenten naar college konden komen. Het aantal studenten per vierkante meter is vast uitgerekend en het is vast een logistieke nachtmerrie om meer van de lege ruimtes te benutten. Ik zou het ze gunnen, die studenten: minder leegte, meer verbondenheid.

Het voelde leeg, dat gebouw.

Vrijwillig of gedwongen?

Vandaag interviewde ik een behandelaar voor mijn subsidieproject. Dit project gaat over hoe de poli Depressie het nazorg/herstel-traject voor cliënten kan verbeteren. Hierbij liet ik haar de resultaten van een brainstormsessie (of te wel een ‘focusgroep’) met cliënten zien. Ik opende mijn presentatie en het oog van de behandelaar viel direct op mijn functietitel: ‘vrijwillig ervaringsdeskundige’; rechtsonder op de sheet.
Lachend zei ze: “moet dat eigenlijk niet ‘gedwongen’ ervaringsdeskundige zijn?”

Er zijn o.a. op het wereldwijdeweb best wat discussies gaande over wanneer je jezelf ‘ervaringsdeskundige’ zou mogen noemen. Een omschrijving is: “De essentie van ervaringsdeskundigheid is het ‘vermogen om op grond van eigen herstelervaring ook aan anderen ruimte te bieden, mogelijkheden aan te dragen en perspectief te geven voor herstel’. (uit: Handreiking voor de inzet van ervaringsdeskundigheid vanuit de GGZ, 2012). Om jezelf een ervaringsdeskundige te noemen, is dus méér nodig dan het ‘hebben’ van ervaring. Open reflecteren op je eigen en andermans handelen is bijvoorbeeld een vaardigheid die nodig is voor een professionele ervaringsdeskundige.”

Het gaat mij er niet om of ik mijzelf nu wel of niet een ervaringsdeskundige zou mogen noemen. Ik hanteer de term ‘ervaringsdeskundige’ omdat dat een gangbare term is binnen de wereld waarin ik vrijwilligerswerk doe. Ik ervaar zelfs enige druk om de term ‘deskundig’ te gebruiken, omdat dit hoge verwachtingen kan opwekken. Want misschien ben ik wel minder ‘deskundig’ dan dat men op grond van mijn functietitel zou verwachten?

Ik vind het prettig om ‘vrijwillig’ expliciet te benoemen, omdat dat mij ruimte geeft om op mijn manier en tempo aan mijn project te werken. Het werkt voor mij drempelverlagend zou je kunnen zeggen. Voor mij is het een soort verwachtingsmanagement naar die ander toe, in de trant van: “ik doe wat ik kan, wanneer ik het kan, maar verwacht vooral niet teveel van mij…” Aan de andere kant zit ook de opmerking: “vrijwillig is niet vrijblijvend” in mijn achterhoofd en daarmee weet ik mijzelf meer dan genoeg druk op te leggen.

De opmerking die de behandelaar maakte over ‘gedwongen’, zette mij aan het denken. Ik heb er namelijk niet vrijwillig voor gekozen om ervaring te hebben met depressie. In die zin ben ik dus een ‘gedwongen’ ervaringsdeskundige, die zich vrijwillig inzet. Een interessant perspectief en een nog langere functietitel… Weglaten dus maar dat ‘vrijwillig’. Misschien ook maar gewoon weglaten dat ‘ervaringsdeskundige’.

Mijn naam is genoeg, ik ben tenslotte wie ik ben en ik doe wat ik doe.

Van broodje kennis tot tweede kamer

In april 2017 startte ik met gesprekken met een arbeidsdeskundige. Mijn groepstherapie was afgelopen en mijn individueel therapeut ging naar een andere plek. Zij dacht dat het tijd was, dat ik weer aan het werk ging. Ik voelde me opgejaagd en onrustig. Aangekomen bij de arbeidsdeskundige gaf zij aan dat ze de ‘opdracht’ gekregen had mij binnen een week of zes te helpen. Ik voelde erg veel druk. Moest ik hier nu ook al weer weg, omdat de groepstherapie was afgelopen? Ik voelde me wanhopig, machteloos en depressief. Samen met de arbeidsdeskundige zocht ik naar wat ik zou kunnen en willen. Ik huilde bijna elke sessie, ik wist gewoonweg niet wat ik wilde. Ik wist wel dat ik me nog steeds enorm depressief voelde. Na een paar sessies kwamen we samen tot de conclusie dat het nog te vroeg was om terug naar een concrete baan te gaan. Zij gaf mij de tip om de cursus “Werken met Eigen Ervaring” te gaan volgen. Een laagdrempelige cursus van twaalf wekelijkse bijeenkomsten.

Ik besloot de cursus te gaan volgen. Het gaf mij voor één middag per week dagbesteding en misschien zou de cursus mij wat richting geven. Ik kwam terecht in een prettige groep, ieder met zijn eigen psychische kwetsbaarheid. Belangrijk was dat ik daar gewoon met mijn depressieve hoofd mocht zijn. Als ik even niet actief mee kon of wilde doen, was dat prima, dan mocht ik gewoon luisteren.

In de laatste lessen vertelde elke deelnemer zijn/haar ervaringsverhaal. De vorm was vrij, de enige beperking was, dat het in een minuut of tien moest passen. Ik koos ervoor mijn verhaal te vertellen met behulp van een PowerPointpresentatie met klimfoto’s. Het voelde enorm bevrijdend om vrijuit mijn verhaal te kunnen vertellen. Ik vertelde waar ik last van had, ik vertelde hoe ik depressief zijn ervaar. Ik vertelde hoe hoop en wanhoop zich afwisselde. In december 2017 vierde ik met de groep de diploma-uitreiking met kerstkransjes en Jip & Janneke champagne.

Ik liet mijn therapeuten mijn presentatie zien en horen. Het maakte indruk op hen. Ik voelde me gezien en gehoord. Mijn therapeute nodigde mij uit om tijdens hun maandelijkse lunchbijeenkomst “Broodje Kennis” mijn ervaringsverhaal te vertellen. Ik vond het heel spannend, maar besloot op haar uitnodiging in te gaan.
Het was een ontzettend mooie ervaring. De behandelaren waren onder de indruk van mijn verhaal. Er kwam een discussie op gang omtrent euthanasie. Er werd om mijn mening gevraagd en die mening werd vervolgens ook nog gerespecteerd en als advies ter harte genomen.

Vervolgens startte er een kettingreactie. Uit de ‘Broodje-Kennis-groep’ volgden meer uitnodigingen. Ik mocht spreken voor cliënten, voor behandelaren, ik mocht o.a. spreken tijdens een gastcollege op de Vrije Universiteit in Amsterdam. Elke keer ontving ik positieve reacties. Ik raakte mensen met mijn verhaal. Ik gaf mensen een kader, herkenning en bood ruimte voor hun vragen.

Op een vrijdagmiddag in juni 2018, kwam er een uitnodiging om de week erop te spreken bij de boekpresentatie van Therapiewinst (R.Layard & D.M.Clark).

Het werd mijn eerste lezing voor een openbaar publiek. In het theater De Nieuwe Liefde, in Amsterdam, vertelde ik mijn verhaal voor zo’n 100 mensen.

Na afloop ontving ik mooie reacties van de sprekers voor mij en vanuit het publiek. Die zaterdag kreeg ik de uitnodiging om de maandag daarop mee naar de staatssecretaris (Paul Blokhuis) van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) te gaan. Om het manifest en het boek Therapiewinst aan te bieden.

In de trein naar Den Haag bedacht ik me: het zou geweldig zijn als het de delegatie lukt mij naar binnen te smokkelen. Aangezien ik last-minute was toegevoegd, stond ik niet op de lijst. Stel dat ik ook de staatssecretaris nog een handje zou mogen geven, dan zou dat top zijn! De trein passeerde Schiphol. Ik dacht, straks vraag de staatssecretaris mij nog wat ik doe? Kan ik maar beter nu een antwoord verzinnen, ik heb nog even. Bij het ministerie van VWS aangekomen, stond er al een groot deel van de delegatie klaar. Ik voelde me super welkom binnen de groep. Een paar mensen ‘kenden’ mij van vrijdag. Ik hen niet, ze zaten in het publiek vrijdag. Vreemde gewaarwording, soort van beroemd zijn……

Het moment van de bewaking was daar. Alle ID-bewijzen inleveren voor controle. “Mevrouw, u staat niet op de lijst”. “Klopt”, zeg ik, “ik ben op het laatste moment uitgenodigd”. Na wat heen en weer gebel, mocht ik toch naar binnen. We kwamen op de vijfde etage aan, inmiddels waren de fotograaf en de reporter ook aangekomen. Paul (zeg maar ‘je’) kwam ons, zonder stropdas, halen en bracht ons naar de knusse kamer. Terwijl wij koffie en thee kregen, ging hij een stropdas halen (voor de foto). Drie mensen van onze delegatie hielden hun pleidooi voor Therapiewinst: “Vroege en juiste behandeling leidt tot economische en persoonlijke winst”. Paul luisterde aandachtig en stelde goede vragen. Toen vroeg hij of één van de dames nog wat wilde zeggen.

Mijn hart klopte in mijn keel, toen ik mijzelf hoorde zeggen dat ik ervaringsdeskundige depressie ben en dat ik wel wat wilde vertellen. We hadden een kort gesprek en Paul toonde oprechte interesse. Nadat we een fotosessie hadden gehad, van de aanbieding van het boek Therapiewinst, was ons kwartier voorbij en stonden we weer buiten. Een fantastische ervaring rijker.

Het was nog niet afgelopen. Een paar dagen later, kreeg ik een mail. Of ik mee wilde naar de Tweede Kamer!?! Slik. Natuurlijk wilde ik dat! Deze keer was het wel de bedoeling dat ik wat zou zeggen. Ik kreeg 3 minuten spreektijd en bereide mijn verhaal grondig voor. Op 3 juli 2018 zat ik weer in de trein naar Den Haag. Ik las mijn verhaal nog eens door en besloot het begin aan te passen met het “nieuws van de dag”: ‘meer zelfdodingen onder jongeren’. Een wat bruut begin, maar we waren daar tenslotte om indruk te maken, te pleiten voor economische en persoonlijke winst door o.a. tijdige en juiste behandeling.

Bij de Tweede Kamer aangekomen, gingen we door de beveiliging. Jasje uit, schoenen uit, riem af, spullen in de bak en door de scanner. Gelukkig was alles in orde. We werden begeleid naar de ‘passantenhal’ voor de ingang van de vergaderzaal van de Tweede Kamer. De voorzitster van de Kamercommissie VWS, hield haar openingspraatje.

Ik was niet zenuwachtig, maar ik merkte dat mijn last-minute aanpassing meer impact op mijzelf had dan verwacht. Ik trilde, voor mijn gevoel bibberde mijn stem enorm. Later hoorde ik dat ik rustig en duidelijk overkwam.

De Kamerleden stonden om mij heen en luisterde met interesse naar mijn verhaal. Na de speech was er een fotomoment, waarbij onze delegatie het manifest en het boek Therapiewinst aanboden aan de Tweede Kamerleden. Er was nog even tijd voor een persoonlijk gesprekje met een paar Kamerleden. Het zijn net mensen, met hun eigen persoonlijke ervaringen.
De voorzitster kwam de bijeenkomst afsluiten, de Kamerleden moesten door. Ik werd bedankt voor mijn verhaal. Ons kwartier was alweer voorbij. Onze delegatie sloot de bijeenkomst af met een kop koffie en een tevreden gevoel.

Een kettingreactie, die begon bij “Broodje kennis” en mij bracht tot bij de Tweede Kamerleden in Den Haag. Dit had ik nooit van tevoren kunnen bedenken. Ik zeg “ja” op elke kans die voorbij komt, om mijn verhaal te vertellen, in woord of in geschrift. Ik vind het elke keer weer spannend en/of kwetsbaar, afhankelijk van mijn stemming op dat moment. Ik blijf mijn verhaal vertellen. In eerste instantie was dit voor mijzelf, voor de erkenning en begrip. Tegenwoordig vooral voor de luisteraar/lezer, in de hoop bij te dragen aan het verbeteren van de zorg voor jou, voor jouw vrienden, familie, collega’s, en kennissen.

Home